Aaargh! DE rekentoets!

Uitleg verpleegkundig rekenen

Verpleegkundig rekenen;

Hellup! Moet jij binnenkort ook weer de rekentoets doen?! OF misschien is dit wel de eerste keer dat je hem moet maken! Hier vind je een aantal belangrijke regels en aan het eind een aantal oefeningen, daarna maak jij die rekentoets met 2 vingers in de neus!

Hieronder wordt het volgende uitgelegd: rekenen met mg., rekenen met %, rekenen met infuus snelheden en hoe leer je hoe lang jij nog op pad kunt met een fles zuurstof. Als laatste krijg je een aantal oefen opgaven.

Rekenen met (milli)grammen;

Reken altijd eerst om naar gelijke eenheden.
Wat super belangrijk is en waar je altijd aan moet denken:

Reken altijd met dezelfde eenheden! Wanneer je dat niet doet, krijg je compleet andere hoeveelheden. Je mag geen microgrammen (µg) delen door milligrammen (mg) of grammen (g) door milligrammen (mg). 
De concentratie van medicatie zegt iets over de sterkte van de medicatieoplossing. Zo zijn er ampullen van bijv. morfine beschikbaar van 50mg / 5ml maar ook ampullen van 10mg / 5ml. Allebei 5 ml., maar een andere sterkte/ concentratie.

De sterkte van een medicijn kan op verschillende manieren aangegeven zijn. Dit zijn de meest voorkomende: 
–       mg/ml: 1 mg / ml = 1 gram / liter
–  als IE (internationale eenheden)
– in een %-vorm: 1% is 1 gram per 100 ml

Bij stoffen als insuline en penicilline wordt er niet gesproken over het aantal milligrammen dat je moet toedienen, maar over het aantal eenheden. De afkorting voor het aantal eenheden is IE (internationale eenheden). Vaak zijn deze stoffen bedoeld voor injectiegebruik en werk je met aantal eenheden per milliliter: IE/ml.

Omrekenen;
Vaak wordt gewerkt met de eenheid mg/ml. Dat betekent dat 1 ml oplossing 1 mg van de werkzame stof bevat. In de praktijk komt het regelmatig voor dat een ampul met medicatie niet de juiste hoeveelheid bevat die je moet toedienen. Je moet dan gaan rekenen om de juiste hoeveelheid te kunnen toedienen.

De uitleg hierna geldt ook voor IE/ml.

Hoe doe je dat?
1. Kijk eerst op het etiket en check wat de concentratie is (…. mg/ml).
2. Kijk hoeveel medicijn je moet toedienen (… mg).
3. Reken altijd eerst terug naar de hoeveelheid mg. Per 1 ml. (10mg/2ml. = 5mg./ml)
4. Zet dan de getallen onder en naast elkaar en deel kruislings.

VRAAG 1;
Een patiënt moet 75 mg pethidine krijgen. De aanwezige oplossing bevat 50 mg/ml.
Hoeveel ml krijgt de patiënt toegediend?

Antwoord 1;
De ampul bevat 50mg/ml = 1ml = 50mg.

150
 75
1 x 75 = 75       / 50 = 1,5ml. moet de patient krijgen

VRAAG 2;
Een patiënt krijgt een injectie van 5 mg van een medicijn. Op de afdeling zijn ampullen aanwezig van 25 mg/2 ml van het betreffende medicijn. Hoeveel ml injecteer je?

Antwoord 2;
Bereken als eerste hoeveel mg. 1ml. Bevat.
2 ml = 25mg. 1ml = 12,5mg.

112,5
 5
1 x5 =5 / 12,5 = 0,4 ml. moet je injecteren.

Rekenen met procenten;

In de vorige paragrafen is er gewerkt met mg/l en met IE/ml. Deze paragraaf gaat over oplossingen in %.

1 % betekent in de gezondheidszorg: 1 gram stof per 100 ml oplossing.

Om uit te rekenen hoeveel ml je moet toedienen is het soms handig om de procenten om te rekenen naar mg per ml.

VRAAG 1; 
Je hebt een ampul met een concentratie van 2,5 %. Een patiënt krijgt een injectie van 7,5 mg. Hoeveel ml dien je toe?

Antwoord 1;
2,5 % is 2,5 g morfine per 100 ml = 2500 mg per 100 ml
2500 mg = 100 ml.
2500 / 100 = 25 mg = 1 ml.
2,5 mg = 0,1 ml.
3 x 2,5 = 7,5 mg = 0,3 ml moet je toedienen

VRAAG 2;

Een patiënt moet 75 mg pethidine krijgen. De aanwezige oplossing bevat 5%.
Hoeveel ml dien je toe? 

Antwoord 2;
5 % is 5 g per 100 ml= 5000 mg per 100 ml
5000 mg per 100 ml = 50 mg/ml
50 mg = 1 ml
75 mg = 1,5 ml
Je moet 1,5 ml toedienen.

Rekenen met infuussnelheden;

1 ml = 20 druppels. Bij het tellen gebruik je 1 minuut als tijdseenheid.
Nb: bij transfusie bevat 1 ml 18 druppels.

Als het gaat om infusiesnelheden instellen met behulp van een perfusor/volumetrische pomp spreken we meestal over instellingen in milliliters per uur.
Om de afgesproken (infusie)hoeveelheden te ‘vertalen’ naar instellingen op de pomp moet je terugrekenen naar de eenheden ml en uur.
Aan de hand van een eenvoudige berekening kan met de rollerklem vloeistoffen via het infuus binnen een bepaalde tijd worden toegediend. Als medicatie aan het infuus wordt toegediend is het alleen in specifieke gevallen noodzakelijk om een infuuspomp te gebruiken. Bij gebruik van de rollerklem hanteer je de volgende standaard: 1ml = 20 druppels. 

VRAAG 1;
Een patiënt moet 2000 ml NaCl 0,9 % per 24 uur krijgen. Wat is dan de druppelsnelheid per minuut?

Antwoord 1;
2000 ml/24 uur = 83 ml per uur
83 ml per uur : 60 minuten = 1,4 ml per minuut
Druppelsnelheid wordt dan 1,4 x 20 druppels = 28 druppels/minuut,

of: 2000 ml = 4 zakken infuus van 500 ml. Elke zak moet 6 uur lopen (4 x 6 = 24 uur).
1 zak = 500 ml x 20 druppels (1 ml) = 10.000 druppels / 360 (6x 60 minuten) = 28 druppels/ minuut (27,7)

VRAAG 2;
Een patient moet 2,5L NaCl 0,9% infuus krijgen per 24 uur.

Antwoord 2;
2,5L = 2500ml
2500 (ml) : 24 (uur) =  pomp instellen op: 104 ml/uur.

Rekenen met zuurstof;

Als een patiënt op de afdeling zuurstof krijgt toegediend en vervoerd moet worden, bijvoorbeeld voor onderzoek, is het handig te weten of de zuurstofcilinder nog voldoende zuurstof bevat om zuurstoftoediening te kunnen garanderen tijdens de loskoppeling van de afdeling.

Zuurstoftoediening wordt altijd in liters per minuut (l/min) afgesproken. Formules:

  • Hoeveelheid zuurstof (liter) = inhoudcilinder (liter) X druk in cilinder (Bar)
  • Beschikbare tijd (min) = hoeveelheid zuurstof (liter) / zuurstoftoediening (l/min)

Er zijn een aantal factoren die je voor het vervoer moet weten:
1. Hoeveel zuurstof (O2) krijgt de patiënt toegediend?
2. Hoe groot is de inhoud van de zuurstofcilinder?
3. Hoeveel Bar bevat de cilinder nog? (1 Bar is ongeveer 1 atmosfeer)
4. Hoelang bedraagt de totale tijdsduur van afname via zuurstofcilinder?

VRAAG 1.1;
Hoeveel liter zuurstof bevat een cilinder van 2 liter bij een druk van 100 Bar?
Een zuurstofcilinder van 2 liter heeft bij een normale luchtdruk (1 Bar = 1 atmosfeer) een inhoud van 2 liter O2. Formule: hoeveelheid zuurstof (liter) = inhoudcilinder (liter) X druk in cilinder (bar) 

Antwoord 1.1;
Bij een druk van 100 Bar is de totale inhoud van liters O2 dus 2 (inhoud van de cilinder) x 100 (Bar) = 200 liter O2.

VRAAG 1.2;
Hoeveel minuten kan de patiënt vooruit met de bovenstaande cilinder? Gegeven: de patiënt krijgt 2 liter O2 per minuut toegediend.

Antwoord 1.2;
(200 : 2 = 100). In dit geval kan de patiënt 100 minuten (= 1 uur en 40 minuten) vooruit met deze O2 cilinder. 

VRAAG 2;

Hoe lang kan ik zuurstof geven bij een bepaalde afname?  
Gegeven: druk gemeten in de zuurstofcilinder, af te lezen via de manometer, is 150 bar. Volume van de cilinder is 2 liter (af te lezen op buitenkant, gegraveerd).  De patiënt krijgt 5 liter per minuut.

Antwoord 2;
((150 x 2) / 5= 60). De totale beschikbare  hoeveelheid zuurstof volgt uit: 150 x 2 = 300 liter. 
Geef je 5 liter zuurstof/minuut aan een patiënt (de afname), dan kun je dit 300/5 = 60 minuten geven voordat de totale voorraad zuurstof uit de cilinder is verbruikt. 

Verpleegkundige rekentoets (oefenen);

Hier vind je leuke opgaven om farmaceutisch te leren rekenen! In totaal 11 vragen waarmee je alle aspecten van verpleegkundig rekenen tegenkomt. Daarna volgen alle antwoorden, zodat je alle antwoorden goed herleiden.